Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Săpŏr

betekenis & definitie

ōris, m.

1. smaak (van iets); fig., fijne toon (der rede); meton., lekkernij, delicatesse, gallae admiscere saporem, Verg., en plur. sapores, reukwerken, geurige kruiden, Verg.
2. smaak (van iemd); fig., smaak, beschaafde toon, sine sapore, stompzinnig, Cic.

< >