i, m. p l u r.
quindĕcimvĭri, ōrum en gewl. um, m. de vijftienmannen, college van vijftienen; quindecimviri sacris faciundis (afgekort: XV viri S.F.) en alleen quindecimviri, een priestercollege, dat het toezicht op de Sibyllijnse boeken had en die in tijden van gevaar raadpleegde, Suet., Tac.