c o n i.
1. in bijzinnen, en wel: in consecutieve (ontstaan uit het relat. quī en ne, = quo non), = dat niet, zodat niet, zonder te, of, inz. na nemo est, nihil est, quis est, quid est, Cic., vand. non quin, niet alsof niet, Cic. | in finale (ontstaan uit het vragende quī en ne, = quo non), eig. = op welke wijze niet, hoe niet, meestal te vertalen door „te” of door „of”, b.v. teneri non potui, quin declararem, Cic., nihil abest, quin sim miserrimus, Cic.
2. in hoofdzinnen: (bij een uitnodiging, opwekking), = waarom niet, quin conscendimus equos, Liv., quin experiamur, laat ons enz., Cic., soms ook = kom, kom aan, quin continetis vocem, Cic., quin uno verbo dic, Ter. | (bij een bevestiging en climax), = werkelijk, zelfs, ja veeleer, quin etiam, quin immo, ja zelfs, Cic.