Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Purpŭrĕus

betekenis & definitie

1. purperkleurig, purperen, en wel naar de zeer verschillende nuances van purperkleur: zwartachtig, donker, violet, rood, bloedrood, rossig.

2. (poët.) meton., in het purper gekleed, met een purperen gewaad, en in ’t alg. met purper bedekt, versierd; schitterend, schoon.

< >