Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Prōgnātus

betekenis & definitie

p. a d i.

1. (uit ouders) geboren, gesproten, deo, Liv., ovo eodem (van Pollux), Hor.; s u b s t., prognati, ōrum, m. kinderen, Pl.
2. afstammend, afstammeling, nakomeling, ex Cimbris, Caes., ab Dite patre, Caes., Venere prognatus, Cael. bij Cic. ep.; vand. semet prognati, leden van zijn geslacht, Hor.

< >