Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Praelūcĕo

betekenis & definitie

luxi (2);

1. eig., voorlichten, ignis praeluceat facinori, bij enz., Phaedr., servus praelucens, Suet.
2. overdr., bonam spem in posterum, voor de toekomst blijde hoop in het vooruitzicht stellen, Cic. ; in ’t bijz., in luister overtreffen, c. dat., Baiis, Hor.

< >