ĕi en ĕos, m.
1. koning te Salmydessus in Thracië, door de goden met blindheid gestraft, een ziener. | daarv. Phīnēĭus en Phīnēus, Phineïsch, van Ph.; Phīnīdēs, ae, m. de Phinide (mannelijke nakomeling van Ph.).
2. broer van Cepheus, die als minnaar van Andromeda met Perseus in strijd geraakte.