vāsi, vāsum (3):
1. ergens doorheengaan, -dringen, ook trans. = doorlopen, -dringen, (over of in iets) zich verspreiden, - uitbreiden (eig. en overdr.), incendium per agros pervasit, Cic., opinio, quae animos gentium barbararum pervaserat, Cic.
2. (tot een doel) geraken,- komen, - vooruitdringen, (het) bereiken (eig. en overdr.), quo, Cic., ad castra, Liv., in Italiam, Cic.