ussi, ustum (3);
1. geheel in brand steken, - verbranden, ossa, Ov., agrum, plat branden, Liv.
2. doen ontbranden, verhitten, kwellen, fatigatos et saucios (van dorst), Curt., ook fig. van de liefde enz., perurimur aestu (amoris), Ov., perustus inani gloria, die van begeerte brandt naar enz., Cic.; toornig -, boos maken. | doen ontsteken, stuk wrijven, colla perusta, Ov., peruste funibus latus, Hor.; doen verschrompelen, terra perusta gelu, Ov.