pĕpŭli, pulsum (3);
1. in 't alg., stoten, slaan, terram pede, Lucr., Hor., humum pedibus, stampen op enz., Cat., fores, op de deur kloppen, Cic., puer pulsus, geslagen, Cic., poët., pulsus ramo, getroffen, Prop., vulnere, Verg. | overdr., treffen, nulla me pepulit iniuria, Cic.; roeren, indruk maken op, alqm, Liv., animos hominum auresque, Cic.
2. in 't bijz., (stotende of slaande) in beweging brengen, schieten, sagittam, afschieten, Verg., nervos in fidibus, tokkelen, Cic., zo ook lyram, Ov., classica, doen klinken, Tib., poët., Haemon, doen schudden, schokken (van de wind), Ov. overdr., longi sermonis initium pepulisti, gij hebt een nieuw onderwerp aangeraakt, dat zeer rijk is aan stof, Cic. | wegstoten, verstoten, -drijven, -jagen (eig. en overdr.), alqm e foro, Cic., alqm a sacris, Ov., alqm domo, possessionibus, Cic., alqm patriā, Nep., pelli in exilium, Cic.; terugdrijven, -dringen, flumen vehementius pulsum, Curt., vooral in de oorlog, zowel = aan het wijken brengen, terugdringen, als = slaan, verslaan; (uit stad of land) verdrijven, Diagoram, Nep.