i, m.
1. beschermheer, vertegenwoordiger, patroon, zowel van bijzondere personen, als van steden en provincies voor het gerecht, voor de Romeinse senaat enz.; in ’t bijz., de heer van een vrijgelatene, de patroon.
2. overdr., in 't alg. = vertegenwoordiger, beschermer, verdediger; vand. p. causae (van het proces) en alleen patronus = advocaat, Cic.