Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Pallas

betekenis & definitie

I. Pallăs, ădis en ădos, acc. ăda, f. dicht, bijnaam van de Athene der Grieken en de Minerva der Romeinen, iratā Pallade (= invitā Minerva, zie Minerva), Ov.; exstincti Pallados ignes, van het vuur van Vesta (daar het Palladium in de tempel van Vesta stond), Prop.; in het verhand wordt P. ook gebruikt van de tempel en het beeld van Pallas (Palladium, zie beneden), van de olijfboom en de olijfolie.

Daarv. Pallădĭus, tot Pallas behorende, Palladisch; subst., Pallădĭum, ĭi, n. het beeld van Pallas te Troje, dat, van de hemel gevallen, als onderpand van het behoud van de staat in het verborgen bewaard en vereerd werd, door Ulysses en Diomedes ontvreemd, daar Troje niet veroverd kon worden, zolang het dit Palladium bezat; de Romeinen beweerden in het bezit van het Palladium te zijn, dat in de tempel van Vesta stond.

II. Pallās, antis, m.

1. zoon van Pandion en vader van Minerva.
2. grootvader en overgrootvader van Evander.
3. zoon van Evander.

Daarv. Pallantēus, tot Pallas behorende, Pallanteïsch; subst., Pallantēum, i, n. (sc. oppidum), naam van steden in Arcadië en Italië. | Pallantĭăs, ădis, f. en Pallantis, ĭdis en ĭdos, f. Aurora, het Morgenrood, als nakomelinge van de gigant Pallas. | Pallantĭus, tot Pallas behorende, Pallantisch, heros, Evander, Ov.

< >