Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ostentŭs

betekenis & definitie

ūs, m.

1. eig., het tonen, ten toon stellen, corpora extra valium abiecta ostentui, als afschrikwekkend voorbeeld, Tac.
2. overdr., het tonen, ten toon spreiden, alci scelerum ostentui esse, Sall. | in ’t bijz., schijn, bedrog, deditionis signa ostentui credere, voor bedrog houden, Sall.; het tonen, aantonen, ut ostentui esset (zodat ik duidelijk toonde), m. acc. c. inf., Tac.

< >