Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ŏpīmus

betekenis & definitie

1. actief = voedend, vruchtbaar, vet, ager, regio, Cic., c. abl., copiis, Liv.

2. passief = welgevoed, vet, bos, Cic. | overdr., (van de rede) overladen; verrijkt, rijk, praedā opimus, CSe.; rijkelijk, aanzienlijk, heerlijk, praeda, Cic., spolia opima, Liv., of opimum decus, Curt., wapenen, die de ene veldheer de andere afneemt, spolia opima ook = in een duel buit gemaakte wapenen, erebuit, Liv.

< >