Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Offensĭo

betekenis & definitie

ōnis, f.

1. eig., het aanstoten tegen iets, c. gen. subi., pedis, Cic.; meton., datgene, waaraan men zich stoot, uitstekende punt. | praegn., onpasselijkheid, ziekte, gravis, Cic., corporum, Cic.
2. overdr., aanstoot, ergernis, en (de daardoor veroorzaakte) ongunst, ongenade, afkeer, populi, bij het volk, Nep., daarentegen totius ordinis, van enz., Cic., in alcs offensionem cadere (van zaken), Cic.; vitiosa offensio, ziekelijke af keer, Cic., en evenzo plur. absol., offensiones, Cic. | wederwaardigheid, ongeluk, ongeval, nederlaag.

< >