nōvi, nōtum (3);
1. eig., leren kennen, bemerken, waarnemen, ervaren, inzien, perf, ook = kennen, weten, alqd of alqm alqd re, Ov., of de alqa re, b.v. de facie, Cic. | in 't bijz., (een vrouw) bekennen; beschouwen, onderzoeken.
2. praegn., herkennen; (als rechter een zaak) onderzoeken; (een reden, verontschuldiging) laten gelden, goedkeuren.