1. kenbaar, bekend; vand. merkbaar, zichtbaar, gaudium, Tac.
2. praegn., bekend, beroemd, ook = berucht. | tot de ambtsadel behorend; voornaam, van edele afkomst, van goede familie (d. i. van een familie, waarvan leden de hoogste ambten bekleed hadden), soms ook = aristocratisch; edel, voortreffelijk, uitnemend.