misi, missum (3);
I. a. in ‘t alg., eig., doen gaan, zenden, sturen, toezenden, alqm ad bellum, Sall., alqm in negotium, laten handelen, Cic., alqm alci auxilio of subsidio Cic., Caes., of in auxilium, Iust., me visendae mitte uxori, Ter., legatos de deditione ad alqm, Caes., missus sum te ut requirerem, Ter., misit ad eum nuntios, qui postularent, Caes., legatos ad Caesarem rogatum auxilium, Caes.; vand. mittere nuntios of litteras of alleen mittere, doen weten, het bevel zenden, schrijven, m. acc. c. inf., Sall., m. ut c. coni., Cic., en m. enkele coni., Sall. | overdr., alqm in iambos, aandrijven tot enz., Hor., alqm in possessionem, in het bezit stellen, Cic., se in foedera, poët. = zich inlaten met enz., Verg., lares sub titulum, poët. = zijn huis door een aanplakbiljet te koop zetten, Ov., alci mentem, ingeven, Verg., funera Teucris, bereiden, Verg.
b. in ’t bijz., (iemd een geschrift) wijden, opdragen, librum ad alqm, Cic. | onder geleide wegvoeren, begeleiden, geleiden. | (als geschenk) toezenden, overmaken; (krijgslieden) zenden, stellen, (handelsartikelen enz.) zenden, leveren. | van zich zenden, - geven, van zich laten uitgaan of uitstromen, luna mittit lucem in terras, Cic., fig., m. timoris signa, geven, Caes., inz. (een geluid, een toon) geven, doen horen, zich laten ontvallen, vocem pro alqo, zijn stem verheffen, spreken voor enz., Cic., oratio ex ore alterius mitti (te komen) videtur, Caes. | werpen = snel brengen, - leggen, - steken, corpus saltu ad terram, Verg., magna vis aquae caelo missa est, stroomde van enz., Sall.; stoten, storten, slingeren, inz. (werptuigen) werpen, slingeren, afschieten; (dobbelstenen) werpen, overdr. (een worp) werpen, canem aut senionem, Suet., en absol., quoties missurus erat, werpen wilde, Sen. | (bloed) aftappen, sanguinem, aderlaten, Sen. (ook fig.).
II. a. in ’t alg., (personen) laten gaan, - lopen, ontslaan, vrijlaten, (zaken) laten schieten, loslaten. | overdr., laten varen, opgeven, odium, Liv., certamen, Verg., en zo missam facere iram, Liv.; (van sprekers) aflaten van, ophouden met, ambages, Liv., Hor., illud dicere, Cic., en zo (in de rede) niet verder bespreken, voorbijgaan, proelia, Cic., ut haec missa faciam, Cic., m. volgend quod (dat), Cic., m. de c. abl., Cic.; niet verder op iets letten, afstand doen van, opgeven, misso officio, Cic., missos foliant honores, Cic.
b. in ’t bijz., (in de renbaan de renners) laten starten, quadrigas, Liv., carcere quadriiuges equos, Ov., in het pass. = starten (van de wagens en paarden en van de renners). | (een vergadering) opheffen, nit elkaar laten gaan. | (uit een betrekking) ontslaan, vand. (een bruid) afschrijven, (soldaten) ontslaan, alqm mittere, Liv., of gewl., missum facere, Cic.: (een aangeklaagde, hetzij hij in de gevangenis zit of niet) ontslaan, vrijlaten, -spreken, mittere, Liv., of missum facere, Cic., (krijgsgevangenen) vrijlaten, mittere of missum facere alqm, Caes., (slaven) vrijlaten, manu m. alqm, zie manumitto.