ĭtis, c.
1. in ’talg., soldaat; praegn., gewoon soldaat (miles gregarius), tegenover de officieren; collectief: de soldaat = de soldaten, tegenover de senatoren en het volk. | poët. overdr., rudis ad partus et nova miles eram, nieuweling, Ov., miles erat Phoebes, trawante (van een nymph), Ov.; pion (in het spel).
2. in ’t bijz., milites vaak = voetvolk, infanterie (tegenover equites), Caes., Liv.; evenzo sing. miles collectief (tegenover eques), Liv.