Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Mātūrus

betekenis & definitie

I. a. rijp (van vruchten).

b. rijp, volkomen, degelijk, en wel: eig., (physiek), soles, krachtig, Verg., venter, in barensnood, Ov., zo ook van vrouwen, Roxane matura ex Alexandro, hoogzwanger van enz., Iust.; rijp, opgeschoten, volwassen, huwbaar, virgo, Hor., c. abl., annis, Ov., Tac., viribus, Vell., c. dat., filia matura viro, Verg., m. imperio (regering), Liv.; bejaard, hoogbejaard, op hoge leeftijd, patres, Hor., m. aevi, Verg., (van de leeftijd zelf) aetas, mannelijk, Hor.: bijna uitgediend, centurionum maturi iam, Suet. | overdr., rijp (met betrekking tot verstand en karakter), animi, Verg:., animo, Ov., rijp (met betrekking tot de ontwikkeling), gerijpt, op zijn toppunt, rijp voor de uitbarsting, - uitvoering, geschikt, gloria, Liv., seditio, Liv., imperia, Iust., causa belli, welke het tijd was te doen gelden, Liv., scribendi exspectandum tempus maturius, Cic.

II. vroegtijdig, vroeg, tijdig, hiems, Caes., decessio, Cic., sum maturior illo, eerder gekomen, Ov., en zo ut maturior veniret libertas, Liv. | overdr., verhaast, haastig, snel, prompt, Victoria, Liv., iudicium, Cic.

< >