Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Mando

betekenis & definitie

I. overleveren, -handigen, -geven, toevertrouwen, overlaten, alci magistratum, Cic., alqm aeternis tenebris, Cic., hordea sulcis, zaaien in enz., Verg., corpus humo, ter aarde bestellen, Verg., filiam viro, tot vrouw geven, Pl., se iugae, vluchten, Caes., ook vitam fugae, Cic., alqd mentibus, inprenten, Cic., memoriae, van buiten leren, Cic., litteris, opschrijven, Cic., fruges vetustati, lang bewaren, oud laten worden, Cic., alqm malis (aan de kaken) = verslinden, Lucr.

II. in ’t bijz., (mondeling of schriftelijk) opdragen, bevelen, laten zeggen, kennis geven, typos tibi mando (sc. comparandos), Cic., ald de alqa re, Cic., tibi mandavit, ut etc., Cic., Trebonio mandaverat, ne etc., Caes., huic mandat, Remos adeat, Caes., m. acc. c. inf., Iust., Eutr., Tac., m. acc. en gerund., Suet.

III. mandi, mansum (3), kauwen, omnia minima mansa (geheel fijn gekauwd) in os inserere, Cic. | praegn., opeten, verteren, lora, Liv.

< >