Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Lūgĕo

betekenis & definitie

luxi, luctum (2);

1. intr., rouwen, in de rouw zijn; impers., ad rogum filii lugetur, Cat.; vand. poët., campi lugentes, de velden van rouw (in de onderwereld), Verg.
2. trans., iemd betreuren, over iemd rouwen, alqm, Cic., mortem alcs, Cic., m. volg. acc. c. inf., Cic.; in het pass.. lugebere nobis, Ov.

< >