1. in engere zin: aanbinden, bevestigen. | overdr., binden = verplichten; (iets aan zekere voorwaarden) knopen, verbinden.
2. in ruimere zin: aan of in iets voegen, aanbrengen, bevestigen, ook overdr. | verwikkelen, verstrikken, illigatus praedā, beladen, Tac.; ook overdr., b.v. sermonibus, Cic., lento veneno, onschadelijk maken, Tac.