ōrum, m. de Hispaniërs, bewoners van Hispānĭa, ae. f. Hispanië = het gehele Pyrenese Schiereiland, door de Iberus in H. citerior (later Hisp.
Tarraconensis genoemd) en H. ulterior (later Lusitania en Baetica genoemd) verdeeld, vand. Hispaniae = de beide H.’s.Daarv. Hispānĭensis, e, Hispaniensisch; Hispānus, Hispaans.