I. act.
a. eig., zwaar maken, bezwaren, belasten, beladen.
b. overdr., zwaarder -, erger -, drukkender -, voelbaar der maken, verergeren, versterken, verhogen. | bezwaren, drukken, lastig vallen, in het nauw brengen, afmatten vand. gravatus alqa re, met iets bezwaard, door of van iets zwaar, vol, afgemat, dronken, Liv.
II. pass. gravor, mediaal
a. intr., zich ergens bezwaard onder gevoelen, tegenwerpingen maken, weigeren.
b. trans., met tegenzin dragen, ongaarne inwilligen, lastig vinden, (iets) moede zijn, niet kunnen uitstaan; gravor c. inf., het valt mij moeilijk, ik maak tegenwerpingen, het is mij te veel, ik weiger, Cic.