Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Fīlum

betekenis & definitie

i, n. draad, vand. poët. ook = vezel, snaar, en levensdraad; spreekw., tenui pendere filo, aan een zijden draad hangen, in gevaar zweven, Ov. | overdr., als ’t ware weefsel, vand. = vorm, gedaante; (van de rede) wijze van behandeling, vorm, stijl.

< >