hausi, haustum (4);
1. (iets ergens) uitscheppen; in ruimere zin = (iets ergens) uitbrengen, -nemen, -graven. | overdr., benemen, ontnemen.
2. uit-, leegscheppen, ledigen, (een stad) ontvolken. | overdr., verarmen; vermoeien, verzwakken, vernietigen; ten einde brengen, mandata, Cic., vim aeris alieni, afbetalen, Liv.; ten einde toe meemaken, verduren, doorstaan, te boven komen.