Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ēvĕho

betekenis & definitie

vexi, vectum (3);

I. ergens uitvoeren
a. (uit een plaats) uitvoeren, -brengen, alqd plaustris ex fanis, Cic., duas classes in altum., Liv., vand. pass. evehi mediaal (van schepen en schepelingen) = uitvaren, afvaren, -zeilen, ook = losvaren, -schieten (op), Liv., Iust.; se evehere en mediaal evehi, (te paard) te voorschijn -, uit-, naar buiten -, weg-, losrennen, -stormen, Liv., Curt.; evehi mediaal, (van een rivier) uitstromen, Curt. | overdr., evehi, mediaal, uitgaan, e Piraeo eloquentia evecta est, Cic.; zich laten meeslepen, weg-, meegesleept worden, spe vana, Liv., (in de rede) inconsultius, Liv.
b. evehi mediaal c. acc., verder dan iets -, iets voorbijvaren, -zeilen, insulam, Curt. | overdr., zich over iets heen verbreiden, fama eius evecta insulas, Tac.; overschrijden, privatum modum, Tac.

II. omhoog-, naar boven voeren, - brengen, - dragen

a. eig., evehi, mediaal, omhoog-, oprijden, -varen, in collem, Liv., mox acta per auras evehor, Ov.
b. overdr., verheffen, brengen (tot), alqm ad consulatum, Tac., urbem ad tantum fastigium, Curt.; poët., alqm ad deos, de goden gelijk (hoogst gelukkig) maken, Hor., en zo ad aethera, Verg.

< >