fŭi, esse
1. in ’t alg., wegzijn, ontbreken, hoc unum ad pristinam fortunam Caesari defuit, Caes.
2. in ’t bijz., (bij iets) niet aanwezig zijn, (aan iets) geen deel nemen, convivio, Cic. | in de steek laten, niet ondersteunen, veronachtzamen, verzuimen, in gebreke blijven, sibi, zich in de weg staan, zich schaden, Cic., deesse mihi nolui, niets verzuimen, Cic.