pŏposci (3);
1. in ’t alg., dringend -, onstuimig -, als een recht vorderen, - om iets verzoeken.
2. in ’t bijz., (de waarneming van een ambt, de uitvoering van een zaak) uitdrukkelijk voor zich opeisen. | (een persoon) opeisen, zijn uitlevering vorderen (om hem te straffen), vand. ook = iemds bestraffing (dood) vorderen, alqm, Cic., Ov., ook met toevoeging van in poenam, Liv., ad mortem, Caes., ad supplicium, Hirt., morti, Tac.; (iemd als tegenpartij in de strijd) kiezen, uitdagen, alqm sibi, Liv.