Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cultŭs (2)

betekenis & definitie

ūs, m.

I. verzorging (van akkers, bomen enz.), bewerking, bebouwing, ontginning, cultuur; plur. meton., ontginning, aanplanting, plantage, plantsoen.

II. in ruimere zin

a. (met betrekking tot het lichaam): verzorging, onderhoud, voeding; levenswijze, -inrichting (volledig cultus vitae, Cic.), praegn. = weelderige levenswijze; opschik, sieraad, pracht, kleding, garderobe, toilet, overdr., versiersel, schoonheid der rede. | (met betrekking tot de geest): opvoeding, ontwikkeling, beschaving.
b. beoefening, litterarum, Sen.; animi, geestelijke bezigheid, Cic. | (van een godheid) verering, aanbidding, eredienst; (van een mens) verering, hulde.

< >