Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Condūco

betekenis & definitie

duxi, ductuin (3);

I. trans.,
a. in ’t alg., samenvoeren, -brengen, -trekken, verzamelen, verbinden, copias suas, Caes., ook van abstracta, propositionem et assumptionem in unum, samenvatten, Cic. | voor geld in zijn (tijdelijk) bezit brengen = pachten, huren, lenen, (soldaten) in soldij nemen; part. als subst., conductum, i, n. het gehuurde (gehuurde woning enz.), Cic., conducti

orum,
m. huurlingen, huurtroepen, Hor., Nep.

b. in ’t bijz., (de opbrengst van tollen enz.) pachten; (tegen betaling de uitvoering van een bouwwerk, leverantie enz.) op zich nemen, aannemen.

II. intr. (slechts in de 3de pers. sing. en plur. en in de inf.), (tot iets of voor iemd) bijdragen, voordelig -, nuttig -, dienstig zijn, absol., Cic., saluti tuae, Cic., ad vitae commoditatem, Cic.

< >