cĭvi, cĭtum (2) en concĭo (4);
1. (dieren en zaken) in snelle beweging -, in vaart brengen, aanzetten; (mensen) oproepen, op de been brengen, lichten (van troepen). | (zaken) in onrustige beweging -, in beroering brengen, doen schudden; (mensen) op ruien, tot opstand bewegen, ophitsen, boosmaken.
2. (een toestand enz.) verwekken.