ĭnis, m. voorwerp, waarom iets draait,
1. eig., deurpin, cardinem vertere of versare, de deur openen, Ov. | het punt, waarom iets draait, aspunt, caeli of mundi, noordpool, Varr., Plin., duplex, noord- en zuidpool, Cic. poët., en zo quattuor mundi cardines, hemelstreken, Quint.; grensscheiding, demarcatielijn.
2. overdr., hoofd- en keerpunt, hoofdomstandigheid.