i, m. en Ăventīnum, i, n. de Aventijnse berg, de Aventinus, een der zeven heuvels van Rome. Daarv.
Aventīnensis, e, Aventinensisch ; Aventīnus, Aventijns, iugum, de Aventijnse berg, Ov., Diana, daar deze op die berg een oude, zeer beroemde tempel had, Prop.