(adsĭdĕo), sēdi, sessum (2),
1. in ’t alg., bij iemd of iets zitten. | overdr., pareus assidet insano, is vrijwel hetzelfde, Hor.
2. in ‘t bijz., bij iemd (als bezoeker, trooster, helper, raadsman) zitten, hem (als trooster enz.) ter zijde staan, (van senatoren) medeberaadslagen, qui assidetis, Liv., (van rechters) assisteren, bijwonen, absol., Tac., iudiciis, Tac.; overdr., totā vitā litteris, zich aan de wetenschap wijden, Plin. ep., assidet (illa maiestas) Iovi, woont bij, Ov. | (als militaire term), (voor een plaats) gekampeerd zijn, liggen, staan, deels rustig = zijn legerplaats opgeslagen hebben, deels handelend = belegeren; (voor een plaats) de wacht houden.