rĭpŭi, reptum (3),
1. in ’t alg., naar zich toe halen, - rukken, haastig, snel tot zich nemen, - grijpen; (het eerste het beste) grijpen, equum cum scuto pedestri, Liv., familiam, Cic.; snel samentrekken, - laten opbreken, cohortes, Liv.; haastig in bezit nemen of trachten te nemen, locum, Verg., terram velis, snel loszeilen op enz., Verg. | overdr., haastig, ijverig grijpen, - aangrijpen, - zich toeëigenen, causam ad caedes, Cic., primam quamque occasionem, Liv.; (kennis) ijverig in zich opnemen, - zich eigen maken, (een studie) ijverig opvatten, zich met ijver op iets werpen.
2. met kracht of geweld aangrijpen, - aanpakken, alqm medium, om het lijf pakken, Ter., Liv., (van smart, ziekte, slaap enz.) aangrijpen, pakken; (voor de gevangenis) grijpen, oppakken; iemd zonder vorm van proces voor het gerecht halen, in rechten vervolgen; overvallen, aanvallen. | overdr., onder handen nemen; wederrechtelijk aan zich trekken, zich aanmatigen.