ĭi, m. en Appĭa, ae, f. een Romeinse voornaam. Daarv.
1. Appĭus, a, um, Appisch, via Appia of alleen Appia, de Appische weg van Rome naar Capua, later tot Brundisium verlengd, Cic. ; aqua Appia, de Appische waterleiding te Rome, Liv. ; Appii forum, een marktplaats aan de Appische weg in Latium.
2. Appĭānus, a, um, Appiaans, van A.
3. Appĭăs, ădis, f. het beeld van een nimf op een fontein bij een tempel van Venus ; ook plur., Appiades deae, Ov. ; bijnaam van Minerva, door Cicero haar gegeven om Appius te vleien.
4. Appĭĕtās, ātis, f. de oude adel van het Appische geslacht.