mōvi, mōtum (2),
1. eig., in ’t alg., ergens vandaan bewegen of brengen, verwijderen, se, maken, dat men wegkomt, zich verwijderen, Liv. | in ’t bijz., (een zaak) wegnemen, ontvreemden; (een persoon) verwijderen, verbannen.
2. overdr., in ’t alg., uit de weg ruimen, verwijderen, afwenden, afwentelen, ab se culpam, Liv. | in ’t bijz., (in de rede enz.) weglaten, ter zijde, buiten spel laten; verre houden, maken, dat iets geen invloed kan uitoefenen; (een persoon van een post enz.) verwijderen.