īvi en ĭi, ītum (4),
1. eig., om iets heen gaan; in ’t bijz., ontwijkend om een plaats heen gaan. | overdr., om iets heen gaan, iets omgeven, b.v. van een rivier; iets om iets heen laten gaan = iets met iets omgeven, iets in iets vatten, clypei oras auro, Verg.
2. bij verschillende personen rondgaan met een verzoek, b.v. om hun stem, hun voorspraak, zich tot hen wenden om enz., hen verzoeken om enz.; in ’t bijz., van de candidaten = stemmen werven, absol., Cic., populum, Cic. | zich tot een enkele persoon wenden, iemd. om iets verzoeken, conubiis Latinum, bij L. aanzoek doen om zijn dochter, Verg.