ălĭquī, ălĭqua, aliquae (Lucr.), ălĭquĭd, aliquŏd, plur. ălĭqui, aliquae, aliqua, pron. indef. subst. en adi., in ’t alg., de (het) ene of andere, deze of gene, plur. ook = enige(n), verscheidene(n); qui alicui rei est, die voor het een of ander deugt, Cic., aliqua ex parte, enigermate, Cic., aliquā re publicā, bij draaglijke toestand van de staat; tres aliqui aut quattuor, ongeveer enz., Cic.; ook versterkt door unus, b.v. unum aliquem diem, de een of andere dag naar believen, Cic.; aliquid ook = in het een of ander, iets, enigszins, b.v. sublevare aliquem aliquid, Caes. | in ’t bijz., menigeen, deze en gene; praegn. = iets aanzienlijks, iets groots, vand. esse aliquem of aliquid, iets zijn, iets betekenen, Cic., en zo dicere aliquid, iets gewichtigs, iets, dat niet van alle grond ontbloot is, beweren, Cic.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk