Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ālĕs

betekenis & definitie

ĭtis,

1. adi., gevleugeld, gewiekt (bij dichters), vooral van mythische wezens; poët. overdr. = vlug, snel.
2. subst., m. en f., vogel, Iovis ales, Verg., Ov., of regia ales, Ov., of ales, minister fulminis, Hor., adelaar; Phoebeĭus of Phoebea ales, raaf, Ov.; Chaonis, duif, Ov.; Daulias, nachtegaal, Ov.; Iunonia, pauw, Ov.; imitatrix, papegaai, Ov.; cristatus, haan, Ov.; Palladis, nachtuil, Ov.; Caystrius, zwaan, Ov.; en zo albus of canorus, van de zangerige zwaan, waarin de dichter zich zelf veranderd denkt, Hor.; vand. Maeonii carminis, zanger van het Maeonische (d. i. Homerische) heldendicht, Hor. | in de taal der augurs = een vogel, die door zijn vlucht voortekens geeft; vand. poët. = voorteken.

< >