duxi, ductum (3),
1. aan- of naderbij trekken, naar zich toe trekken, sagittam (als men de boog spant), Verg., securim, pedem, op heffen (om te slaan enz.), Ov.; aantrekken, spannen, samentrekken, rimpelen.
2. iemd of iets ergens heenvoeren, - brengen, - halen, meenemen, alqm in ius of in iudicium of alleen alqm, voor het gerecht halen, Cic., aquam, ergens heenleiden, Cic. | overdr., iemd of iets in zekere toestand brengen, alqm in sermonem, in opspraak brengen, Cic., alqm in invidiam, tot voorwerp van nijd maken, Cic., alqm in suspicionem alci, bij iemd in verdenking brengen, Nep., est res iam in eum locum adducta, ut etc., de zaak is reeds zover gekomen, dat enz., Cic.; iemd tot een bepaalde werkzaamheid, gemoedsstemming, gezindheid brengen, bewegen, aanzetten, doen besluiten, overhalen, verleiden; in ’t bijz. = iemd tot zekere overtuiging brengen, doen geloven, non possum adduci, ut putem of non adducor, ut putem, en alleen non adducor, alle met volgende acc. c. inf., Cic., ook geheel absol., adducor igitur et propemodum assentior, Cic.; (een toestand) teweegbrengen, veroorzaken.