Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Actŭs

betekenis & definitie

ūs, m.

1. in ’t alg., de beweging, het drijven; act. = het drijven van vee, vand. = het recht om vee over een weg of stuk grond te drijven, driftrecht, ook = de weg of het stuk grond zelf, drift; pass., beweging, zwaai.
2. in ’t bijz.,
a. actie van redenaars en toneelspelers, voordracht, spel, vand. = opvoering, voorstelling van een stuk of van een rol; bedrijf, acte van een stuk, en overdr., extremus actus aetatis, Cic.
b. bezigheid, werkzaamheid, verrichting, in ’t bijz. actus rerum of forensis of actus alleen, gerechtelijke werkzaamheden, Quint.; handeling, daad, wijze van handelen; ambt, beroep.

< >