Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ăcĭēs

betekenis & definitie

ēi, f.

1. eig., scherpte; snede, scherpe spits.
2. overdr.,
a. van het oog, zowel = het scherpe, doordringende van de blik, als = de scherpte van het gezichtsvermogen, scherp gezicht; vand. = oogappel, pupil, en (poet.) = oog. | acies animi, ingenii, mentis, heldere geest, scherp verstand, Cic.
b. slaglinie, slagorde, zowel abstr.. als concr. = het in slagorde geschaarde leger; slag, veldslag.

< >