politieke ideologie, in Duitsland ontstaan, die de elementen „natie" en „socialisme” in organisch verband wil verenigen. Onder „natie” is dan „volk” te verstaan, dat zo zuiver mogelijk moet worden gehouden.
Vreemde rassen, in de eerste plaats Joden, moeten worden geweerd. Het volk moet tot een eenheid worden saamgesmeed, de oude partijen moeten verdwijnen, in de eerste plaats die, die internationaal georiënteerd zijn (communisten, socialisten, R.K. partijen). Er dient slechts één partij te zijn, de nationaal-socialistische, straf gebouwd op het „leidersprincipe”. Hoofd van de partij („Leider”, „Führer”, „Duce”) is dus tevens staatshoofd: „Ein Volk, ein Reich, ein Führer”. Het „Socialisme” van het N. bestaat niet in het opheffen van het privaat-bezit der productie-middelen, maar het stellen van de eigendom onder staatscontrole. Vond ook in andere „Germaanse” landen navolging (Nederland, België, Noorwegen).
