(algemeen)
(1), diersoort geslacht Canis, familie hondachtigen*, orde roofdieren*. Langwerpige schedel met vooruitstekende snuit. Vooruitspringende snijtanden, sterke hoektanden. Achter- en voorpoten even lang. Voorpoten met 5 tenen, achterpoten 4 tenen. Men onderscheidt Wolven (met ronde pupil - hond, wolf, jakhals, dingo) en Vossen (met loodrechte, lange pupil - vos, hyena-hond).
In het algemeen onderscheidt men de hondenrassen in:
A. Jachthonden en
B. Niet-Jachthonden.
Tot A. behoren:
1. Honden voor de lange jacht (Eng.: hounds), drijfhonden, die op reuk jagen (foxhond, bloedhond) en Windhonden, die op gezicht jagen en zeer snel zijn (Greyhound, barzoi, whippet, sloughi enz.);
2. Honden voor de korte jacht (Eng.: gundogs). Deze wijzen de jager het wild aan. Het meest bekend zijn setters, pointers, Duitse staande h. Verder retrievers (die het getroffen wild apporterenl, spaniëls, heidewachtels en épagneuls.
3. Aardhonden (terriërs) met de Duitse dashond en alle terriërs.
Tot B. behoren:
1. de dameshondjes (pekingees, vlinderhondje, schipperke);
2. alle overige rassen (dog, mastiff, boxer, herdershonden, poedel, collie, bouvier enz.).