De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Consulaatwezen

betekenis & definitie

staatsdienst, belast met bescherming van onderdanen in het buitenland en in het algemeen met behartiging van de nationale economische belangen in het buitenland, vooral door middel van voorlichting. Ook andere taken kunnen aan consulaire ambtenaren worden opgedragen, als het verlijden van burgerlijke acten, soms ook rechtspraak over landgenoten.

Consulaire ambtenaren te onderscheiden in beroeps- of bezoldigde consuls en onbezoldigde, in Ned. honoraire, in Belg. ereconsuls geheten. Personeel van consulaire dienst vormt samen met dat van de diplomatieke dienst de Buitenlandse Dienst*. Diplomatieke voorrechten geniet de consul niet, tenzij hij tevens met diplomatieke werkzaamheden is belast in een staat, waar zijn eigen land nl. geen diplomatieke vertegenwoordiging bezit. Wel zijn de consuls gewoonlijk vrijgesteld van belastingen. Zij mogen hun ambt slechts aanvaarden, als zij zijn toegelaten door de regering van het land, waar zij het moeten uitoefenen. In Ned. geregeld bij Consulaire Wet* en bij K.B. van 19 Nov. 1946, laatstelijk gewijzigd bij K.B. van 15 Aug. 1946 (S. no.

G 212). Voor beroepsconsuls bestaan de volgende rangen: adjunct-viceconsul, vice-consul, consul, consul-generaal; voor honoraire consuls: consulair agent, vice-consul, consul, consul-generaal. In Big. is het C. geregeld bij Besluit van de Regent van 16 October 1946. Er bestaan de volgende rangen: vice-consuls van 2e en ie klasse, consuls en consuls-generaal van 3e, 2e en ie klasse.

< >