naam van de twee hierna volgende keizerinnen van Rusland;
I (1725-1727) geb. 1684, dochter van een Lettische boer. Huwde op 18-jarige leeftijd een Zweedse dragonder. Na diens sneuvelen geliefde van hoge Russische militairen, ten slotte (1703) van Peter de Grote. Zou 1711 Peter en diens leger, aan de Proeth omsingeld door het Turkse leger, gered hebben door al haar juwelen aan de grootvizier af te staan. Peter huwde haar 1712 en liet haar 1724 kronen. Toonde als gezellin van Peter groot aanpassingsvermogen, was als diens opvolgster onbekwaam tot zelfstandige politiek en stond onder invloed van Mensjikow en Osterman;
II (1762-1796), geb. 1729, dochter van Christiaan Augustus von Anhalt-Zerbst. Huwde 1745 haar neef Peter, die in 1762 als Peter III czaar werd. Deze werd nog in 1762 afgezet en stierf, waarschijnlijk gewurgd door Aleksej Orlow, broer van Grigorij Orlow, C.'s minnaar. C. bevorderde de verbreiding der Westerse beschaving, zette het werk van Peter de Grote voort. Stond in levendige correspondentie met tal van verlichte geesten in Europa, o.a. met Voltaire en Diderot. Regeerde absolutistisch, steunde op de adel. sloeg boerenopstand van Poegatsjow (1773—’74) neer.
Verwierf door Poolse delingen (1772, 1792, 1795) groot deel van Koninkrijk Polen en in twee oorlogen met Turkije (1768-1774 en 1787-1792) het gebied ten N. van de Zwarte Zee tot aan de Dnjestr en protectoraat over de Christenen in Roemenië. Ook de Krim (1783) en Koerland (1795) werden bij het Rijk gevoegd. C. was berucht om haar zedeloosheid: naar schatting 21 minnaars, de bekendste is Potemkin.