landschap in het midden van Spanje. Verdeeld in een noordelijk deel (Oud C.) en een zuidelijk deel (Nieuw C.).
Oud C. is een hooggelegen steppe, 800 m hoog. Besproeid door de Duero met haar zijrivieren Eresma en Adaja. Door het Castiliaans scheidingsgebergte gescheiden van Nieuw C. Dit is gemiddeld 600 m hoog en bestaat uit het stroomgebied van de Taag in het N. en dat der Guadiana in het Z. De rivieren hebben diepe beddingen en zijn voor de scheepvaart ongeschikt; de dalen zijn, in tegenstelling tot omgeving, vruchtbaar. Klimaat: ‘s winters ruw, ‘s zomers heet; grote dag- en nachtverschillen.
Gemiddelde wintertemperatuur 3 gr.-4 gr. C., zomertemperatuur 19 gr.-20 gr. C. Bestaansmiddelen: verbouw van tarwe, maïs (Valladolid, La Mancha). Veeteelt op de hoogvlakten: schapen (merinos), geiten, muildieren. Dun bevolkt.
Voornaamste plaatsen: Madrid, Valladolid, Burgos, Toledo, Salamanca, Segovia, Santander. In 1479 werden Oud- en Nieuw C. onder Ferdinand en Isabella verenigd tot het koninkrijk Spanje.